Tekst: Daan Slingers, fotografie: Marc Sourbron
Op woensdag 18 juni
verwelkomde de BouwArena in Hasselt maar liefst 16 gasten om te debatteren over
brandveiligheid. Aan tafel een bonte verzameling gaande van iemand van de
overheid over brandweercommandanten tot aannemers. Allen zijn ze dagelijks
bezig een gebouw zo veilig mogelijk te maken. Voorkomen is immers beter dan
genezen. Regels zijn daarbij belangrijk. Anders weet niemand waar hij aan toe
is. Maar hoe zit het met de regels in België? Zijn er te veel? Zijn ze te
streng? Wat moet er veranderen? Moderator Werner Couck vroeg het zich af. Het
begin van een vurig debat.
Jan De Saedeleer, attaché brandveiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken:
“De laatste jaren kwamen er in België amper extra regels over brandveiligheid bij. Bestaande teksten werden wel veranderd of aangevuld door de overheid. Waren er innovaties? Ik denk aan groendaken en luchtdicht bouwen, dan bood de overheid daar een antwoord op. Voor de rest kwamen er weinig tot geen nieuwe wetten bij. Indien er een nieuwe regelgeving komt, is dat vaak op vraag van de spelers op de bouwmarkt. Meestal bestaat er dan al een lokale wetgeving, maar verlangen zij naar meer uniformiteit. Een maatschappelijke evolutie valt me op, de maatschappij aanvaardt almaar minder risico's. Men verwacht meer en meer dat de overheid regels oplegt.”
Wetgeving? Eigen
interpretatie
De brandweermannen aan
tafel bevestigen de uitspraken van Jan De Saedeleer. Ze geven wel aan dat de
wetswijzigingen niet altijd even goed of handig worden gecommuniceerd
Robby Bollen, lid van de preventiedienst van de Genkse brandweer:
“We moeten inderdaad niet constant op de schoolbank zitten om nieuwe regels te leren. Verandert er iets? Dan krijgen we een mail, tenminste als we geluk hebben. Anders moet iedere brandweerman het zelf uitzoeken. Gelukkig zijn we dat gewend. We weten hoe we wetten moeten interpreteren.”
Zijn collega uit Lommel, brandweerkapitein Bjorn Bosmans vult aan: “De nieuwe regels worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Van iedere goede burger verwacht men dat hij dit leest. Meestal is er op de kazerne wel iemand, die een wijziging opmerkt. Hij licht dan de andere brandweermannen in. Daarna is het zelfstudie en een eigen interpretatie van de wetgeving. Een provinciaal overleg om de regels te duiden is er niet.”
Robby Bollen, lid van de preventiedienst van de Genkse brandweer:
“We moeten inderdaad niet constant op de schoolbank zitten om nieuwe regels te leren. Verandert er iets? Dan krijgen we een mail, tenminste als we geluk hebben. Anders moet iedere brandweerman het zelf uitzoeken. Gelukkig zijn we dat gewend. We weten hoe we wetten moeten interpreteren.”
Zijn collega uit Lommel, brandweerkapitein Bjorn Bosmans vult aan: “De nieuwe regels worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Van iedere goede burger verwacht men dat hij dit leest. Meestal is er op de kazerne wel iemand, die een wijziging opmerkt. Hij licht dan de andere brandweermannen in. Daarna is het zelfstudie en een eigen interpretatie van de wetgeving. Een provinciaal overleg om de regels te duiden is er niet.”
Ook Nederlander Roy Weghorst, Head of Regulatory Affairs – Fire van de firma Kingspan is te spreken over de reglementering in België. “In België is er in tegenstelling tot Nederland een normale evolutie merkbaar. Er komen almaar meer innovaties bij. Die kun je niet altijd vatten in sluitende regels. Dan moet je wel werken met een eigen interpretatie. Dat is goed.”
België vs. Nederland
De wetgeving over
brandveiligheid verschilt tussen België en Nederland. In ons land zijn sommige
regels strenger dan bij onze noorderburen, andere zijn dan weer soepeler. Nu de
Nederlandse bouwmarkt ineen is gestort, ontstaat er een probleem bij ons.
Sylvia Roels, CEO van Winlock: “De Nederlandse spelers komen nu met producten met een onduidelijke classificatie naar België. Die classificatie wordt hier vaak fout geïnterpreteerd. Brandwerende rolgordijnen of -schermen worden bijvoorbeeld in Nederland vaak gebruikt, maar die zijn in België eigenlijk niet voor elke toepassing toegelaten. Maar afhankelijk van de klant en de grootte van een gebouw probeert men de brandweer toch te overtuigen om de rolgordijnen of -schermen toe te laten. Dat is logisch. Ze zijn goedkoper in vergelijking met veilige branddeuren, die heel anders zijn opgebouwd. De eindklant zal nooit voorrang geven aan brandcompartimenten, maar wel aan het esthetische van het geheel. Gevolg: producten met slechtere prestaties bedruipen nu ons land. ”
Sylvia Roels, CEO van Winlock: “De Nederlandse spelers komen nu met producten met een onduidelijke classificatie naar België. Die classificatie wordt hier vaak fout geïnterpreteerd. Brandwerende rolgordijnen of -schermen worden bijvoorbeeld in Nederland vaak gebruikt, maar die zijn in België eigenlijk niet voor elke toepassing toegelaten. Maar afhankelijk van de klant en de grootte van een gebouw probeert men de brandweer toch te overtuigen om de rolgordijnen of -schermen toe te laten. Dat is logisch. Ze zijn goedkoper in vergelijking met veilige branddeuren, die heel anders zijn opgebouwd. De eindklant zal nooit voorrang geven aan brandcompartimenten, maar wel aan het esthetische van het geheel. Gevolg: producten met slechtere prestaties bedruipen nu ons land. ”
De vraag die vervolgens op
tafel kwam: vormt onze strengere wetgeving dan geen probleem voor Belgische
bedrijven? Kunnen zij concurrentieel blijven?
Vic Boufflette, zaakvoerder van Caroplast: “Belgische bedrijven moeten zich inderdaad aan strenge regels houden en zijn daardoor duurder dan buitenlandse bedrijven. Maar ik zie hierin ook een opportuniteit voor Belgische bedrijven. Buitenlandse bedrijven voldoen niet aan de Belgische eisen en blijven zo van onze afzetmarkt. Daartegenover staat dat buitenlandse investeerders mogelijk goedkoper af zijn in onze buurlanden. Het is dus niet ondenkbaar dat een investeerder zijn gebouw dus liever over de grens zet. Hij kan immers zo zijn kosten drukken, al zullen andere factoren zoals personeels- en transportkosten, belastingen en subsidies een veel grotere rol spelen.”
Vic Boufflette, zaakvoerder van Caroplast: “Belgische bedrijven moeten zich inderdaad aan strenge regels houden en zijn daardoor duurder dan buitenlandse bedrijven. Maar ik zie hierin ook een opportuniteit voor Belgische bedrijven. Buitenlandse bedrijven voldoen niet aan de Belgische eisen en blijven zo van onze afzetmarkt. Daartegenover staat dat buitenlandse investeerders mogelijk goedkoper af zijn in onze buurlanden. Het is dus niet ondenkbaar dat een investeerder zijn gebouw dus liever over de grens zet. Hij kan immers zo zijn kosten drukken, al zullen andere factoren zoals personeels- en transportkosten, belastingen en subsidies een veel grotere rol spelen.”
Hugo Van Keymeulen, Technical Applications & Project Manager van Saint-Gobain Gyproc kaart nog een ander probleem met Nederlanders aan. Eentje dat niet komt door producenten, maar door architecten. “In België worden almaar vaker wedstrijden uitgeschreven voor het ontwerpen van gebouwen. De Nederlanders winnen die massaal. Waarom? Ze presenteren hun ontwerp anders en beter. Maar wat zien we? De Nederlandse architecten kennen de Belgische wetgeving niet. Ze houden er in hun ontwerp dan ook geen rekening mee. Gevolg: er moeten ingrepen komen op het gebied van brandveiligheid en die jagen het kostenplaatje achteraf de hoogte in. Bij de toekenning van het contract moet de overheid al een controle uitvoeren. Dat gebeurt nu niet.”
Fire engineering
Naast de algemene regelgeving
werd ook het onderwerp fire engineering aangesneden. Een fire safety engineer
kijkt een gebouw na op het gebied van brandveiligheid. Hij geeft tips welke
maatregelen men kan nemen om een gebouw veiliger te maken zonder dat het gebouw
of de eindgebruiker daaronder lijdt. Het is een specialist – meestal van een
studiebureau – die advies geeft met kennis van zaken. Hij analyseert en stelt
ingrepen voor, die al dan niet de wetgeving volgen, maar zeker werken. Onder de
gesprekspartners was er geen eensgezindheid over de opleiding, de verplichting
en de rol van een fire safety engineer.
Liesbeth Jacobs, Technisch Directeur van Promat International: “Iedereen kan fire safety engineer worden. Ik ben ingenieur van opleiding. Indien ik morgen zelfstandige word, ben ik een fire safety engineer. Iedereen kan een berekening maken met software, die soms gratis te vinden valt op het internet. Daarom pleit ik voor een wetgeving. Deze moet duidelijk maken wie fire safety engineer kan en mag worden. Ook een algemene regelgeving over fire engineering is een goed idee.”
Liesbeth Jacobs, Technisch Directeur van Promat International: “Iedereen kan fire safety engineer worden. Ik ben ingenieur van opleiding. Indien ik morgen zelfstandige word, ben ik een fire safety engineer. Iedereen kan een berekening maken met software, die soms gratis te vinden valt op het internet. Daarom pleit ik voor een wetgeving. Deze moet duidelijk maken wie fire safety engineer kan en mag worden. Ook een algemene regelgeving over fire engineering is een goed idee.”
Roy Weghorst, Head of
Regulatory Affairs - Fire bij Kingspan pleit voor nog meer: “Bij de brandweer
moet je ook een gesprekspartner hebben. Iemand die weet wat een fire safety
engineer is en doet. Anders schiet je nog niks op.” Brandweerman Bjorn Bosmans:
“Dan is er nu een probleem, want binnen Limburg volgde er volgens mij niemand
de opleiding. Maar dat wil niet zeggen, dat we bij de controle van een gebouw
niet weten wat we doen. We geloven bij een controle niemand op zijn mooie,
blauwe ogen.”
Geld uitsparen
Volgens Jan De Saedeleer
van de FOD Binnenlandse Zaken ligt het probleem niet zozeer bij de opleiding of
de competenties van de fire safety engineer: “Wie in België bouwt en afwijkt
van de regelgeving moet immers ook de overheid overtuigen van de
gelijkwaardigheid van zijn alternatieve oplossing. Wij krijgen mensen over de
vloer die goed weten waar ze over praten, maar ons toch proberen in te palmen
met hun verhaal over veiligheid. Waarom doen ze dat, ondanks dat ze weten dat
het gebouw niet voldoende veilig is? Wel, soms omdat de bouwheer hen verzoekt
om een minimale oplossing te verdedigen die minder geld kost. Bij een systeem
van fire engineering ligt de eindverantwoordelijkheid bij de bouwheer en bij diegene
die de bouwheer in die taak bijstaat. Wie fire safety engineer mag worden, zou
ik daarom niet vastleggen via regelgeving. Want anders ontneem je de bouwheer
en diens raadgevers een bepaalde verantwoordelijkheid. Hij moet zelf een
competente fire safety engineer kiezen en deze ook mogelijkheden geven om een
goede oplossing uit te werken. De bouwheer moet daarom zelf bewust kiezen voor
mensen, die hem juist informeren.”
De rol van de architect
Via het onderwerp de fire
safety engineer kwam het debat bij drie andere bouwpartners terecht, de
architect, de brandweer en de verzekeringsmaatschappij. Heeft de architect
eigenlijk een cursus fire engineering nodig? Praat hij voldoende met de
brandweer? Is de architect eigenlijk bezig met brandveiligheid? En wie is het
strengst, de brandweer of de verzekeringsmaatschappij? Wat blijkt? Ook hier
doet iedereen zijn best, maar de houding van de bouwheer is vaak bepalend.
Jan De Saedeleer van de FOD
Binnenlandse Zaken: “Of een architect in zijn opleiding een cursus fire safety
enginering moet volgen? Dat denk ik niet. Een architect moet zich in België al
op zoveel zaken focussen. Energie, esthetiek, ... alles komt al bij hem
terecht. Een bijscholing achteraf is wel een goed idee.”
Dirk De Meyer, Technisch Commercieel Afgevaardigde bij Willy Naessens Industriebouw. “Wij werken altijd met externe architecten. Zij houden altijd rekening met de brandveiligheid. Wat stellen wij vast? Onze architecten zijn heel vaak bezig met bijlage 6 (de regelgeving rond de brandveiligheid van industriële gebouwen, opgelegd door de overheid nvdr). In de ontwerpfase overleggen ze daarom al met de brandweer en de verzekeringsmaatschappijen. Waarbij in veel gevallen de verzekeringsmaatschappijen strengere eisen opleggen dan de brandweer.” Sylvia Roels verduidelijkt: “Wij merken nu al dat verzekeraars almaar strenger worden. Waarom? Ze willen liever geen schade uitbetalen.”
Stijn Tielemans, preventieadviseur van Mensura: “Vaak hebben we klanten die tegen ons zeggen: we hebben het advies van de brandweer en dat van de verzekeringsmaatschappij langs elkaar gelegd en die twee spreken elkaar tegen. Dan zitten we met een probleem. Het is dan voor ons zeer moeilijk om tegen een klant te zeggen, wie gelijk heeft en wat hij het beste doet. Het komt er dan vaak op neer dat de verzekeringsmaatschappij de mensen op kosten jaagt. Jan De Saedeleer: “Laten we niet vergeten dat een brandverzekering bij wet niet verplicht is. Het is een contract dat je als uitbater sluit met een verzekeringsmaatschappij. Ben je niet akkoord met de ene maatschappij? Dan kies je een andere maatschappij met betere voorwaarden.”
Controle in de praktijk
Dirk De Meyer, Technisch
Commercieel Afgevaardigde bij Willy Naessens Industriebouw: “Bij industriële
gebouwen zijn architecten minder bezig met esthetiek. Een industriegebouw is en
blijft een gebouw, dat zichzelf moet terugverdienen.”
Pierre Dilien, afgevaardigd bestuurder van Dilien Metaalwerken, en zijn collega/werfleider Kenny Banken. “Ook wij zorgen altijd voor advies van de brandweer. Dan gaan we ervan uit dat alles in orde is. Een architect kan inderdaad niet alles weten.”
Pierre Dilien, afgevaardigd bestuurder van Dilien Metaalwerken, en zijn collega/werfleider Kenny Banken. “Ook wij zorgen altijd voor advies van de brandweer. Dan gaan we ervan uit dat alles in orde is. Een architect kan inderdaad niet alles weten.”
Ruddi Truyens, zaakvoerder van MTS Systems: “Op het gebied van brandveiligheid zijn het meestal niet de architecten die moeilijk doen, maar wel de bouwheren. Als ze kunnen besparen doen ze dat. Een ander probleem is dat de brandweer wel advies geeft, maar achteraf niet meer komt controleren of de aanpassingen in het gebouw zijn doorgevoerd. Bijvoorbeeld bij het plaatsen van branddeuren. Ik vraag me af wat er gebeurt als het brandt en de deuren zijn niet geplaatst zoals de brandweer in eerste instantie vroeg. Komt de verzekering achteraf dan nog wel tussen? Als aannemer sta je machteloos. Je kunt tegen een bouwheer zeggen dat hij iets moet doen. Maar als hij het niet wil, wil hij niet.” Sylvia Roels, CEO van Winlock bevestigt: “Inderdaad, wij kennen ook klanten die bepaalde investeringen niet doen. Ze weten dat de brandweer niet altijd komt. Komt-ie wel, dan pas willen bouwheren soms het nodige doen.”
Bjorn Bosmans van de
brandweer: “Wij mogen niet zomaar ergens gaan controleren of de nodige
aanpassingen zijn doorgevoerd. In onze verslagen staat dat een gebouw niet in
gebruik mag genomen worden zonder de toestemming van de brandweer. In de
realiteit controleren we maar 5% van de nieuwe gebouwen alvorens ze in gebruik
genomen worden. Maken we toch een verslag op voor de opening, dan gebeurt er
meestal niets mee. Bouwheren weten goed genoeg dat de brandweer geen sancties
kan opleggen. Dat is aan de burgemeester. Hij grijpt vooral in bij ernstige
inbreuken.”
“Ook wij merken dat er
amper verslagen zijn van de brandweer”, aldus Stijn Tielemans,
preventieadviseur van Mensura. “Dat ligt niet aan de brandweer. De bouwheer wil
gewoon niet meewerken. Je wilt niet weten hoe sommige stookplaatsen of
ventilatielokalen er uitzien. Wij kunnen niets doen. Onze controles als
preventiedienst zijn vrijblijvend. In bedrijven bestaan er bindende
eindcontroles door de technische arbeidsinpectie, die duidelijk voorschrijven
wat er moet gebeuren. Maar dan nog zijn er mensen die dat naast zich
neerleggen.” Vic Boufflette, zaakvoerder van Caroplast legt de vinger op de
wonde. “De regelgeving heeft pas zin als er ook een eindcontrole is. Anders
doet de bouwheer wat hij wil.”
Sanctioneren?
Jan De Saedeleer van de
overheid: “Op dit moment is er een mogelijkheid om te sanctioneren. Alleen is
de keuze: sluiten of niet sluiten. Voor kleinere inbreuken is sluiten misschien
een beetje te drastisch. Men kan geen ziekenhuis sluiten vanwege het feit dat
er te weinig brandblussers hangen. Heel weinig burgemeesters of overheden
zullen in dergelijke gevallen een gebouw sluiten. We willen de handhaving
verbeteren door bij overtredingen administratieve sancties op te leggen. We
willen geldboetes opleggen als er iets niet in orde is qua brandveiligheid.
Maar de vraag is: wie beboet je? Het ligt moeilijk om een eigenaar te beboeten
die te goeder trouw een appartement heeft gekocht en deze na controle voor de
kosten te laten opdraaien van bijvoorbeeld een slecht uitgevoerde traphal.
Eigenlijk zou je de persoon moeten beboeten die de fout gemaakt heeft, maar wie
is dat? Dat is eerder een kwestie van interpretatie en gedeelde
verantwoordelijkheden, waar dan weer een rol voor een rechtbank is weggelegd.”
Moet een burgemeester –
toch de baas van de brandweer – niet strenger ingrijpen? Jan De Saedeleer,
attaché brandveiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken: “Volgens mij knijpt er
geen enkele burgemeester een oog dicht als er effectief ernstige inbreuken
zijn.” Pierre Dilien, afgevaardigd bestuurder van Dilien Metaalwerken, pikt in:
“Als een gebouw wordt afgeleverd heeft het een advies van de brandweer nodig.
Stel dat dat niet in orde is, dan mag het gebouw niet opengaan. Daar kan een
burgemeester wel over beslissen. Als het niet opengaat, zal de
verzekeringsmaatschappij ook geen verzekering toekennen.” Brandweerman Bjorn
Bosmans: “Ik vrees dat er dan bij ons geen enkel gebouw opengaat. Er moeten
immers mensen in dat gebouw gaan werken. Werkt de burgemeester niet mee, wordt
hij niet populairder.” Daar is een oplossing voor volgens Ruddi Truyens.
“Spreek dan af, dat een gebouw zonder advies van de brandweer niet verzekerd
kan worden. Dan zal de bouwheer alles wel in orde maken.”
Peter Van Grieken,
Deskundige organisatie en preventie bij brandweer Lommel - “ / “
Kenny Banken, werfleider
Dilien Metaalwerken -
“Een architect kan niet alles weten.”
“Een architect kan niet alles weten.”